Het is donderdagavond, het loopt tegen elf uur. De spannende serie die ik aan het kijken ben op mijn laptop wordt onderbroken door het roepen van mijn naam. Het is niet een gewone roep, het is een schreeuw waar angst en paniek in te horen is.
Ik zit op bed in een kamer van het Natuurvriendenhuis ‘De Bosbeek’ in Bennekom met uitzicht op de verschillende kleuren groen van de bomen. Het huis staat midden in de bossen, een mooie omgeving om te wandelen.
Vandaag zijn mijn zoon en kleinzoon gearriveerd, we hebben een fietstocht door de bossen gemaakt naar ‘Het Boscafé’ iets buiten Renkum. We drinken wat, Loutje en ik spelen met water, kruipen in een tipitent en schommelen.
Na het eten is iedereen moe en we trekken ons vroeg terug op onze kamers. Om tien uur loop ik naar hun kamer achter in de gang maar krijg geen gehoor op mijn kloppen, ik kijk door een kiertje, ze slapen als roosjes. Een warm gevoel stroomt door me heen.
Het is een uur later. Plotseling is daar het uitschreeuwen van mijn naam. Ik haast me naar de deur. Het beeld wat ik toen zag is nog dagen op mijn netvlies blijven plakken. Sanne staat voor me, hij heeft Loutje in zijn armen, slap en lijkt buiten bewustzijn.
‘Loutje is niet goed, bel 112,’ schreeuwt hij.
Hij rent de trap af naar de receptie.
Ik sta als bevroren in de deuropening en kijk hoe hij om de hoek verdwijnt, ik weet niet hoelang ik daar heb gestaan maar als ik beneden kom ligt Loutje op de balie, ze hebben hem op zijn zij gelegd. Verschillende mensen buigen zich over hem heen, er is geen beweging te zien in dat lieve lijfje, of kijk ik niet goed en heeft mijn angst het van me overgenomen? De gastvrouw van het huis heeft de alarmcentrale aan de lijn.
Ik ben niet in actie gekomen, had me niet kunnen bewegen, voelde niets en kon niet meer nadenken. Het was de paniek die me stil deed staan, het duurde maar een paar minuten, ik baal ervan, maar weet ook dat ik er niets aan kan doen, het is een oud patroon, wat ik eerder heb ervaren in een noodsituatie. Mijn lichaam gaat zijn eigen gang.
‘Je moet in zijn schouder knijpen,’ zegt de gastvrouw, die instructies krijgt van de persoon aan de andere kant van de lijn.
Sanne knijpt hem hard in zijn schouders.
Loutje opent even zijn ogen, die wegdraaien en weer dicht vallen.
Hij reageert, hij ademt, hij is niet dood.
Een licht gejammer wat ik al die tijd voortbracht eindigt in een zucht die van ver komt.
Vanuit de kelder klinkt discomuziek, de schoolklas die hier ook verblijft viert de laatste bonte avond. Even later lopen de kinderen langs, in hun bontgekleurde kleren en zilveren jurken en hoeden van stro. Het contrast kan niet groter, de herrie van schreeuwende kinderen die voorbij lopen, een golf van gelach en plezier en een peuter die buiten bewustzijn op de balie ligt.
Een half uur later zitten we op de bank in een huiskamer achter de balie. De ontlading, Loutje huilt de spanning uit zijn lijfje. Ach mijn lieffie toch. Hij ligt tegen zijn vader, die hem dicht tegen zich aanhoudt, over zijn ruggetje wrijft en geruststellende woordjes prevelt. Vijf minuten later is de kleine huiskamer gevuld met drie mensen in felgroen-blauwe pakken met het woord: ‘ambulance’ op de rug. Verschillende apparaten staan her en der verspreidt. Eén van hen praat zachtjes tegen Loutje terwijl hij met een lampje in zijn ogen schijnt. Loutje zegt in zijn eigen brabbeltaaltje: ‘Oma Hennie, Papa Sanne, vakantie.’ Het is nauwelijks te verstaan maar ik weet wat hij zegt, tranen springen in mijn ogen.
Loutje heeft hoge koorts.
Hij heeft een koortsstuip gehad.
Iets na middennacht liggen Sanne en Loutje weer in bed, even lijkt het alsof het voorgaande niet gebeurd is, alles lijkt hetzelfde behalve dat Loutje een knuffelbeertje dicht tegen zich aanhoudt, hij kreeg het van één van de broeders en heeft het niet meer losgelaten. Een traumabeertje.
veel liefs voor jullie alledrie
Mooi verslag. Ik was erbij zo beeldend.