Moe gelopen kom ik de ruimte binnen van het café-restaurant, dat grenst aan de biologische supermarkt ‘Landmarkt’. Het is niet mijn favorietste plek, het is me te chic en te duur maar nu ben ik blij om hier uit te kunnen rusten. Ik heb tien dagen met koorts op de bank gelegen en kruip nu voorzichtig uit mijn holletje om mij de wereld buiten weer eigen te maken. Ik was het even kwijt, de wind die me tegenwerkt, de regen die me nat maakt, de zon die me verwarmd, buitenzijn behoorde even niet tot mijn wereld.
Bij het wandelen wilde mijn lichaam nog niet meewerken, het is pijnlijk en snel vermoeid. Maar de stappen om hier te komen heb ik gemaakt en het was fijn om de brug over te wandelen, de wind voelde als een streling op mijn huid, mijn haren die vrij spel kregen door de wind en alle kanten opwaaide. Even stond ik stil op de brug en keek uit over het weidse water van het Buiten-IJ.
Het voelde als thuiskomen.
In de ruimte van het café-restaurant zitten achterin twee gasten. Ik loop naar een ronde tafel aan het raam, er staat een bordje ‘gereserveerd’ op. Als ik om me heen kijk zie ik dat alle tafels zo’n zelfde bordje hebben. Ik kijk op mijn mobiel, het is elf uur, nog geen lunchtijd, ik neem plaats aan de ronde tafel.
Een vrouw komt naar me toe, nadat ze me vriendelijk heeft begroet zegt ze:
‘U mag hier niet zitten.’
‘Vanaf hoe laat is er gereserveerd?’ vraag ik.
Ze kijkt me aan alsof ze me niet goed begrijpt.
‘Ik ben binnen een half uur weer weg,’ zeg ik.
‘Mijn collega zegt dat u hier niet mag zitten.’
Ze wijst naar een tafel waar ook een bordje gereserveerd opstaat.
Ik verhuis.
Niet veel later staat de vrouw opnieuw voor me.
‘U, mag ….hier ook niet zitten, mijn collega wil…’
Ik kijk haar aan, ze haalt haar schouders op en zegt: ‘Sorry, maar zij wil dit zo.’ Ze wijst naar de vrouw achter de bar. ‘Je mag daar wel zitten.’ Ze wijst naar een plek achterin het café waar de twee andere gasten zitten.
Ik wil het haar niet moeilijk maken, pak mijn spullen en verhuis naar achteren.
‘Wat wilt u drinken?’
‘Een koffie verkeerd graag.’
Nog geen minuut later staat de vrouw weer voor me.
‘Je mag hier ook niet zitten van haar.’
Ik kijk haar vol ongeloof aan.
‘Als je collega wil dat ik wegga, komt ze dit zelf maar vertellen,’ zeg ik op een rustige toon.
‘Je hebt gelijk,’ zegt de vrouw.
‘Wil je nog wat bij de koffie, appelgebak of cheesecake?’
‘Nee hoor, een koffie verkeerd is genoeg.’
Even later zet ze mijn koffie op tafel.
Ik vouw mijn krantje open en neem een slok van mijn koffie.
Het is wennen om me onder mijn soortgenoten te begeven maar ik heb me niet druk gemaakt, veerde mee met de situatie en toen het genoeg was heb ik rustig mijn grens aangegeven. Het ziek zijn heeft me rust gebracht, nu de kunst om het vast te houden. Tevreden neem ik een slok van mijn koffie en een muizenhapje van mijn koekje.
Wat is het leven mooi.
Wat ben je toch een bijzonder mens….
Weer zo mooi, zo beeldend. Ik liep daar zelf.