Het is rond zes uur als ik huize Lydia aan het Roelof-Hartplein binnenstap. De ontmoetingsruimte is ruim met veel ramen. De tafels staan tegenover elkaar en zijn bedekt met een wit laken met daarop een servet, gevouwen als een harmonica. Er staat Surinaams eten op het menu, dit was voor mij de rede om aan te schuiven. Ik ga op een hoek zitten, vlak bij de uitgang zodat ik ongemerkt weg kan gaan. De mensen druppelen binnen, waaronder een ouder echtpaar. Met een slakkengangetje komen ze, stevig gearmd mijn kant op schuifelen. De man loopt voorovergebogen het lijkt alsof hij elk moment naar voren kan vallen, hij ploft neer op de stoel naast mij, zijn rug hangt half over de tafel.
Een vrouw komt de ruimte binnen, gaat in het midden staan, kijkt de kring rond en begint met een welkomstwoord.
‘Welkom bij huize Lydia…’
‘…mevrouw, wij zitten daar,` onderbreekt een vrouw haar en wijst naar een tafel aan het raam, een man steek zijn hand op.
`Het is de bedoeling dat we gezamenlijk eten, dan gaan we ons niet afscheiden,` zegt ze en gaat verder.
`Welkom bij huize Lydia, fijn dat jullie gekomen zijn. We zullen beginnen met kippensoep, daarna Surinaamse nasi met Javaanse kip, ketjap en kousenband. Ik wens jullie alvast een eet smakelijk.`
Niet veel later komt een vrouw met een dienblad de kring binnenlopen en deelt soepkommen uit.
`De kip komt zo,` zegt ze.
Na vijf minuten komt ze terug en deelt aan de andere kant van de tafel de kip uit. De oudere man naast mij begint onrustig op zijn stoel te draaien.
`Dat kan toch niet,` zegt hij.
`Rustig, Klaas,` hoor ik de vrouw naast hem zeggen.
Als de vrouw met het dienblad voor de derde keer binnenkomt, weer op een andere plek de soep uitdeelt springt de man op, steunend op zijn stok loopt hij naar de bar. De woede is in zijn benen gaan zitten, het slakkengangetje is veranderd een snelle pas, hij heeft de steun van zijn vrouw hierbij niet nodig.
`Weet u,` zeg ik als hij weer terug op zijn plaats zit.
`Ze willen dat we gezamenlijk beginnen met eten.`
`Niets, mee te maken mevrouw. Ik wil geen koude soep, daar betaal ik niet voor.`
Het hoofdgerecht verloopt een stuk vlotter omdat alles op één bord ligt. Ik ben de laatste in de rij en krijg het kleinste portie. Ik kijk jaloers naar de rijk gevulde borden om me heen maar hou mijn mond.
Een jaar later is het gezamenlijke eten afgeschaft. Gezellig samen eten dat zit er niet meer in.
Je bent ’terug van weggeweest’! Fijn, ik miste je verhalen. Heb genoten van de laatse drie. Als vanouds rake observaties die je mooi en mild verwoordt.
Simon Carmiggelt had graag een kippetje met je gedeeld.