Sinds uit onderzoek is gebleken dat Dirk van der Broek de goedkoopste supermarkt van Amsterdam is fiets ik regelmatig naar Dirk in Amsterdam-Noord. Het is een vertrouwde winkel, de rode gevel met groot zijn naam daarop, het voelt als thuiskomen. Toen ik nog op de Sloterkade woonde zat Dirk om de hoek en deed ik daar mijn boodschappen nu sluit ik deze supermarkt opnieuw in mijn armen.
Ik heb tot mijn pensioen geleefd van een bijstandsuitkering dus was ik er, bij wijze van spreken, aan gewend om elk dubbeltje om te draaien voordat ik het uitgaf. Aan het einde van de maand, als het einde van mijn saldo in zicht was, rekende ik uit wat ik per dag kon besteden, dan wist ik waar ik aan toe was. Het was een uitdaging en ik was er goed in, ik mocht mijn banklimiet nooit overschrijden, het idee alleen al verontrustte mij. Als ik een geldschuld zou hebben zou ik een stuk bestaansrecht opgeven, dat was geld me niet waard.
Sinds ik met pensioen ben hou ik aan het einde van m’n geld elke keer een stukje maand over (spreuk van Loesje) maar het beïnvloed niet mijn manier van uitgeven, ik ben wat soepeler geworden, trakteer mensen wat vaker, maar kan ik ergens anders goedkoper mijn boodschappen doen fiets ik wel dat blokje om.
Ik stap Dirk van der Broek in Noord binnen en word bij de groente aangesproken door een oudere mevrouw achter een rollator. ‘Mijn zus houdt niet van speciebonen,’ zegt ze. Haar rommelige grijze haren sieren een fijn gezicht. Het meest opvallend zijn haar ogen die mij met een zekere alertheid vol verbazing aanstaren.
‘Ze houdt niet van…’
‘… specieboontjes, zeg ik toch.’
Ze wijst naar het zakje wat ik aan het vullen ben met speciebonen.
‘Welke groente vindt ze wel lekker?’ vraag ik.
‘Bloemkool, maar die is te duur.’
Ik had ook al gezien dat de bloemkool behoorlijk prijzig is, mensen met weinig geld kunnen deze groente niet kopen, of moeten iets anders daarvoor laten.
‘Worden het dan toch speciebonen?’ vraag ik.
‘Nee, joh,’ zegt ze.
‘Wat dan?’
‘Ja, wat dan?’
‘Tuinbonen?’ vraag ik.
Ondertussen heeft ze de rollator omgedraaid en is op de klep gaan zitten, ze kijkt me met een strenge blik aan. Ze lijkt de tijd te willen nemen voor een praatje en ik heb altijd wel de ruimte voor deze onverwachtse leuke kanten van het leven. Ik blijf voor haar staan, het zakje speciebonen bungelt in mijn hand, mijn supermarktwagentje staat een eindje verderop.
‘Alles oké?’ vraagt ze.
‘Met u?’
‘Ik was eerst.’
‘Met mij is alles goed. Woont u in de buurt?’
‘Dat doet er toch niet toe. Kun je een koffie voor me halen?’ vraagt ze.
‘U wilt een pak koffie?’
‘Nee, joh, daar heb ik geen geld voor, ik drink hier mijn koffie. Koffie graag,’ haar stem klinkt nu hard door de winkel, mensen kijken onze kant op. Opnieuw roept ze om koffie en houdt haar arm omhoog. Net als ik wil zeggen dat ze hier geen koffie hebben komt er een medewerker de hoek omlopen. Hij heeft zijn rode Dirk van der Broek spencer aan met daaronder een wit overhemd en stropdas.
‘Dag, mevrouw de Vries, zal ik een bakkie voor u halen?’ vraagt hij.
De zon breekt door op haar gezicht.
‘Dat zou fijn zijn, Dirk,’ zegt ze.
Ik zie de man achter de rubberen flappen verdwijnen en even later terugkomen met een beker koffie.
‘Dank je wel, lieverd.’
Ze neemt een slok en lijkt daar zielstevreden mee. Mij ziet ze niet meer staan, ook als ik gedag zeg krijg ik geen reactie. Het genieten van haar eerste bakkie van die dag neemt haar helemaal in beslag. Ik sla rechts af richting de kassa.
Vanaf nu is Dirk van der Broek weer mijn winkel en niet alleen omdat hij de goedkoopste is. Want niet alles draait om geld.