Dronken

Het is nergens meer stil. In de metro, trein, fietsend door de stad is er altijd wel het geluid van auto’s, drillende boren, scooters, bladblazers of een grasmaaimachine. Het hoort bij het wonen in de stad en ik ben eraan gewend. Na de jaren dat ik aan een autoweg woon hoor ik het geluid van de voorbijrijdende auto’s over de Schellingwouderbrug niet meer, het zijn de herhaalde prikkels waaraan mijn brein zich heeft aanpast. Maar wat gehoor wel slecht kan verdragen zijn de motoren die me in de zomerperiode een hartverzakking bezorgen. Als de brug opengaat trekken ze met knallend geluid op en rijden ronkend langs mijn huis. Ze hebben hun uitlaatsysteem aangepast om hun motor een sportievere uitstraling te geven en stoerder over te komen. Bewust lawaai veroorzaken en je niets aantrekken van je medemens, is voor mij de ergste vorm van geluidsoverlast.

Zoals die dag. Ik was op bezoek bij een vriendin in Zandvoort en nam even voor vier uur de trein terug naar Amsterdam. Net voor het fluitsignaal kwam er een groep jongemannen binnenrennen en vielen met veel lawaai tegen de deur en elkaar. Er waren geen zitplaatsen dus bleven ze staan in het voorportaal hangend tegen de deuren. Een van de mannen deelde biertjes uit die met gejuich werden ontvangen, waarna ze met een klikkend geluid werden geopend en aan de mond gezet. Toen de trein een onverwachtse beweging maakte vielen ze  opnieuw met veel tumult tegen elkaar aan.
Het deed pijn aan mijn oren.
Ik zette mijn koptelefoon op, de stem van Lizze Write zong: ‘Hey mann what you doing here. I don’t remmember letting you in’
Ik grinnikte om deze toevalligheid.

Ik veerde op, hoorde een stem door mijn muziek heen, luid en duidelijk zeggen:
‘Kan het wat rustiger?’
‘Wat bedoel je, ouwe,’ zegt één van de jongens.
Er wordt gelachen, gejoeld.
‘Je begrijpt echt wel wat ik bedoel.’
‘Snappen jullie het?’ vraagt hij aan de andere jongens.
‘Nee,’ schreeuwen ze in koor.
Niemand steunt de man…of…misschien toch?

‘Ik sta op en wring me tussen de jongens door, heel doelgericht sta ik op tenen en geef links en rechts een knietje. De jongens krimpen in elkaar waardoor ik ze nog een extra por met mijn elleboog nageef. Ik loop verder een slagveld achter me latend.’

Ik zak terug op mijn plek. Ik had in mijn fantasie een heldendaad verricht. Maar in het echt durfde ik niet, ze waren met te veel en te dronken.

Blij om aan het einde van de treinrit verlost te zijn van deze mannen stapte ik op het Centraal Station in tram 26 richting IJburg. Toen de tram wilde vertrekken kwamen de mannen aangerend. De deuren van de tram sloten vlak voor hun neus en hij reed al klingelend weg. Meestal vind ik een trambestuurder, die zijn deuren net sluit voor een passagier die aan komt rennen asociaal, net als de sluiswachter die sluis opent als ik aan kom lopen. Dit keer is de bestuurder mijn held omdat hij zich zo stipt aan de tijd houdt.
Lekker selectief verontwaardigd zijn mag ook wel is.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *