Bij de van Eehgenstraat kom ik het Vondelpark binnen en fiets richting het Kattenlaantje. Het is minder zonnig en warm dan de afgelopen dagen en het park is teruggegeven aan zijn dagelijkse bezoekers. Mensen die hun hond uitlaten, hardlopers, snelwandelaars, fietsers die het park doorkruizen op weg naar hun werk, ze zijn weer zichtbaar. De fietsende toeristen blijven altijd, door weer en wind met wapperende regencape bestormen ze het park op hun huurfietsen.
Ik rij langs de vijver, de fontein staat aan en spuit met kracht het water omhoog en daalt neer op het wateroppervlak. Ik hou van het geluid van het vallende water.
Een vrouw komt me tegemoet, ze beweegt zich half lopend, rennend mijn kant op, haar poging snel vooruit te komen mislukt door de hoge hakken die ze draagt. Ze houdt haar hand omhoog, ik stop en haal mijn oordopjes uit mijn oren, de muziek speelt op de achtergrond door.
`Damrak, is dat die kant op?` vraagt ze.
Ze wijst naar de uitgang van de P.C. Hoofdstraat.
`Nee, je kunt tram één pakken op de Overtoom.’ ik wijs richting het Kattenlaantje.
`Dan hebben ze me verkeerd gestuurd.`
Ze begint zenuwachtig met haar mond te trekken.
`Denk je dat ik het zal halen?` vraagt ze
`De tram gaat elke tien minuten.`
`Zal ik op tijd zijn?`
`Hoe laat moet je waar zijn?`
`Om elf uur moet ik de trein halen op Sloterdijk.`
`Dan kun je het beste de bus of metro nemen.`
`Maar ik moet eerst naar het Damrak.`
Ik kijk haar niet begrijpend aan.
`Ik moet mijn koffer in het hotel ophalen en dan naar de trein.`
`Hoe laat is het nu?` vraag ik.
Ze kijkt op haar horloge.
`Negen uur.`
`Heb je de koffers al gepakt?`
`Ja.`
Als vanzelf heb ik de moederrol op me genomen, hij past me nog prima.
`Ik loop wel even met je mee dan wijs ik je de tram. Vanaf het Damrak neem je de tram naar CS daar kun je de trein naar Sloterdijk pakken, dat moet lukken.`
`Weet je het zeker?`
`Niets is zeker.` zeg ik.
Ondertussen lopen we richting het Kattenlaantje.
Met snelle stapjes probeert ze me bij te houden, haar hakken brengen haar uit evenwicht.
`Waar ga je naar toe?`
`Naar Parijs.`
We komen aan bij het Kattenlaantje waar we bijna omver worden gereden door een fietser, ze weet zich staande te houden door mijn arm te pakken.
`Leuk hé, Amsterdam?`
`Ja`, zegt ze volmondig.
Aangekomen bij de Overtoom wijs ik haar de halte van de tram.
Ze kijkt me aan, haar lip trilt een beetje.
`Je gaat het vast halen,` stel ik haar gerust. Even denk ik erover om haar verder te begeleiden, ze lijkt zo hulpeloos, maar ik heb een afspraak met een vriendin. Maar toch…
‘Gaat het lukken?’ vraag ik.
`Dankjewel.`
Ik laat haar achter bij de halte, in de verte zie ik tram aankomen rijden. Het licht springt op groen en ik steek over. Als ik omkijk is de tram aangekomen bij de halte en rijdt even later weer weg met de vrouw erin want de tramhalte is leeg.
Ik koop een bos bloemen bij de stal op de Overtoom en loop terug naar het zebrapad om over te steken. Er gaat een schok door me heen, de vrouw staat aan de overkant naast een oudere man, hij houdt het portiek van een BMW voor haar open, zijn hand rust op haar rug. Niet veel later voegt de auto zich in het verkeer en verdwijnt uit het zicht. Het licht springt op groen, ik steek over met mijn gedachten nog bij de vrouw en kan alleen maar hopen dat ze Parijs zal halen.
Ik zal het nooit weten.
Prachtig! En een beetje mysterieus….
Door je schrijfstijl werd ik in het “”avontuur”” meegenomen, knap!