Aan het einde van dag loop ik naar de tramhalte op het Rembrandtplein, de regen komt met bakken uit de lucht. Als ik voorin in de tram stap bots tegen een muur van mensen. `De tram is vol,` zeg ik tegen een toerist die ook in wil stappen, ze heeft een platte grond in haar hand. De trambestuurder knikt, van hem mag er nog in. Ze blijft op de traptrede staan en schuift een tien eurobiljet door de opening, hij geeft haar een kaartje en wisselgeld terug.
Ik irriteert mij aan de toeristen die mijn stad bezoeken. Een jaar of tien geleden was het alleen tijdens de zomers en feestdagen druk, nu bestieren ze het gehele jaar mijn geliefde stad. Ik word razend als een kluwen gehuurde fietstoeristen mij de weg versperren. Wiebelend op hun huurfiets nemen ze het hele fietspad in beslag en hebben geen oog voor andere weggebruikers.
De trambestuurder zit ontspannen onderuitgezakt in zijn stoel. Hij heeft zijn hemdsmouwen opgestroopt zijn onderarmen rusten op de leuning, zo laat hij de tram in een slakengangetje door de Reguliersbreestraat glijden en fluit een deuntje.
Op het Rokin kan de tram flink doorrijden, de bestuurder voert de snelheid op, we rijden over het Damrak en nadere de eindbestemming. `Hij ruikt de stal,` zegt de bestuurder.
`Dit is de eindbestemming. Ik wens u een prettig en zonnige dag,’ klinkt er door de intercom.
`Die is gek,` hoor ik de trambestuurder mompelen.
Buiten regent het nog.
`Fijen avond,` zeg ik tegen hem als ik uitstap.
`Dat gaat wel lukken, het vrouwtje wacht elke avond op me met het eten.`
Als ik een kwartier later richting mijn huis loop moet ik aan de woorden van de trambestuurder denken.
`Mijn vrouwtje wacht elke avond op me met het eten,` zei hij.
Ik moet denken aan mijn moeder, een herinnering die nooit zal slijten. Het is meer dan vijftig jaar geleden. Elke avond stond stipt op tijd het eten op tafel en konden we aanschuiven.
In sommige vrouwenlevens is de tijd stil blijven staan.
Mooi!
Mooie spanningsboog!
Rake en filosofische afsluiting.