Als ik de Lidl binnenstap aan de Zijtak in Nieuw-Amsterdam in Drenthe lijkt het even alsof ik terug ben in mijn eigen Lidl op het August Allebéplein in Amsterdam. Ook de stem die over de intercom klinkt is hetzelfde: `Beste klant, kassa twee gaat voor u open, dit is een pinkassa, u kunt uw boodschappen alvast op de band zetten.` Ik waan me even terug in Amsterdam maar al snel wordt ik uit de droom geholpen door het dialect wat ik om me heen hoor, het Noordelijke accent heeft iets hoekigs vergeleken met het Limburgse, wat zacht en rond klinkt.
Ik sluit me aan bij kassa twee. De vrouw voor mij draait zich om en kijkt me aan. Ze heeft een levendige uitstraling en lacht me toe met haar ogen.
`Dit is een pinkassa.`
`Dank u, ik weet het.`
`Ik dacht, ik zeg het maar, zo meteen heb je alles op de band gezet en moet je de boodschappen er weer afhalen.`
`Ach, dat overleef ik wel hoor.`
Ze doet haar mond open om te reageren als de jongen achter de kassa zegt:
`Dat is dan achttien euro dertig.
`Dat is goed.`
`Je kunt ook zeggen: `Nee, daar doe ik het niet voor,` zeg ik.
`Dat zou mooi zijn,` lacht ze, terwijl ze haar pas in de automaat steekt.
Even later haalt ze de pas er weer uit en geeft hem aan de jongen achter de kassa.
`Wrijf jij hem maar even op, ik ben statisch.`
De jongen pakt de pas, blaast ertegenaan en geeft hem terug.
Ze steekt hem opnieuw in de automaat en zegt:
`Hij doet het, jij kunt goed wrijven zeg!`
`Ik heb alleen maar geblazen,` zegt de jongen.
`Maar hij doet het wel, ik ben geslaagd, wat krijg ik nu?`
`Een diploma en wilt u ook het bonnetje mee?`
`Ja graag, niet voor mezelf hoor maar voor mijn man, hij vertrouwt me niet.’
Ze kijkt me met een tinteling in haar ogen aan en geeft me een knipoog, terwijl ze de bon in haar beurs opbergt.
Als ik moet afrekenen en mijn pincode heb ingetoetst zegt de jongen: `Wilt u ook een diploma?`
`Hé, een diploma?`
`U bent ook geslaagd.`
Ik lach naar hem.
Op de terugweg richting de boerderij zit de wind me in de weg, ik kom nauwelijks vooruit.
De boerderij ligt vier kilometer buiten Nieuw-Amsterdam in het dorpje Holsloot. Ik fiets over de spoorwegovergang en sla rechts af, rij langs de spoorbaan over een drassige weg langs verlaten boerderijen. Het bos in de verte lonkt, deze zal me beschermen tegen het geweld wat om me heen raast.
Terug op de boerderij op de Schimmelarij met een kopje thee, zittend op de bank met de kat op de schoot, wordt ik overspoeld door iets wat op heimwee lijkt. Even ben ik dat kleine meisje wat voor het eerst uit logeren ging in Scheveningen en wat niets liever wilde dan thuis zijn. Zo onverwacht, zonder aanleiding verlang ik naar mijn eigen Amsterdam.
Een warm winterverhaal.