Als ik voor het raam zit en naar buiten kijk zie ik de bootjes voorbij varen. Vrachtschepen, luxe jachten, kano’s, sloepen. Met Koningsdag en gay pride varen er boten voorbij met dansende mensen. De harde housemuziek kondigt zich al ruim van te voren aan. Soms vaart er een eenling voorbij, het is meer glijden dan varen. Het is een man die hoogverheven boven het water op een soort surfplank staat. De lange stok is zijn motor waarmee hij de plank vooruitduwt. Ik kijk hem altijd met bewondering na tot dat hij onder de brug verdwenen is.
Sinds kort dansen er mensen aan de andere kant van het water, daar is een salsadansschool geopend. Waar je vroeger een pakketje naar Suriname kon versturen wordt nu gedanst op de klanken van Zuid-Amerikaanse muziek. De hele gevel van het oude winkelpand is één etalageruit, als het donker is en de ruit verlicht wordt alles wat daarachter beweegt in al zijn volheid gezien. Dansende mensen die hun soepele heupen bewegen, met licht mee verende knieën kleine stapjes vooruit en achteruit maken, hun danspartner met hun meenemend. Het is een spel van aantrekken en afstoten.
Ik moet altijd blijven kijken omdat het zo’n fascinerend beeld is en nadenk hoe ik dit zou kunnen beschrijven. Beelden vertalen in woorden blijft een kunst.
Ik zal dit alles moeten missen na mijn verhuizing naar het Zeeburgereiland. Net als het Vondelpark wat aan de overkant van mijn huis ligt. Vijftien jaar heb ik daar mijn hond Rickie uitgelaten. Daar liggen de gesprekken, soms verassend openhartig met bekende of minder bekende maar ook de oppervlakkige praatjes over het weer of de hond. Daar liggen de ruzies over hondenpoep of misverstanden die nooit oplost werden, momenten van een uitbundige lach of een traan die niet gestopt kon worden.
Dagelijks of wekelijks kwam ik mensen tegen die ik alleen van gezicht kende, nooit een praatje alleen een knik of een goedemorgen. Bijvoorbeeld de man met de stok, die hij door zijn armen op zijn rug heeft gestoken om recht op te kunnen lopen. De jongeman met een zwabberend been die elke dag zijn rondje loopt. De dames van middelbare leeftijd met de henna haren, die elke woensdagochtend fier voor uitstappend aan het snelwandelen zijn, met de armen bewegend in het ritme van hun stappen. De groep op vrijdagochtend die met stokken het Vondelpark bestieren, de padden en achteraf weggetjes bewandelen. De man die elke dag zijn rek en strek oefeningen in de Rozentuin doet en daarna zijn rondje rent, op zijn oude mannentempo, het is een weduwnaar die met elke vrouw op leeftijd fleurt, behalve met mij.
Langzaam ontgroei ik mijn huis. In mijn werkkamer staan al verhuisdozen en mijn gang dient als opslagplaats voor mijn nieuwe houten vloer. In mijn slaapkamer staat mijn mooie Bosch retro koelkast, gescoord op markplaats.
Ik ben er aan toe om het achter me te laten, dit huis, de tuin, mijn dieren die er begraven liggen, de kade met het bankje, de buren, mijn supermarkt van jaren, Dirk met de leuke caissière, het Vondelpark, het Amsterdamse bos, alles wat mij dertig jaar lief is.
Het is tijd voor een nieuw begin en daar hoort een afscheid bij en dat doet soms verdomd pijn.
Wat ontroerend , het raakt mij ook , afscheid nemen van een plek doet ook pijn. Mooi geschreven , Hennie
O lieve Hannah. Een ode aan de plek waar je zo lang woonde en leefde. Je hebt het heel mooi verwoord en de beelden vastgelegd in tekst. Eén tip: toen ik verhuisde heb ik foto’s genomen van alle kamers en van het uitzicht. Eigenlijk vond ik dat sentimentele onzin. Maar nu ben ik er blij mee.