Het is een prachtige dag, begin juni. Ik loop door het Amsterdamse Bos richting de manege. In de verte zie ik ze aankomen lopen, een oudere heer leunend op een stok met een zwarte hond aan zijn zijde.
Nog altijd als ik in het bos loop mis ik mijn hond, Rickie. Soms in een flits zie ik hem voor me, snuffelend in de struiken, dan plotseling een schrik bij het besef dat hij er niet meer is.
Ze komen dichterbij, de hond en de man. De hond komt op me afgelopen. Ik buk me en begin hem over zijn al grijze kop te aaien. Ik kijk naar de man.
`Wat een lieverd,’ zeg ik.
`Ja.`
`Ik heb hier ook vaak gelopen met mijn hond, hij is nu dood.`
`Ach mevrouw, zo is het leven, eens gaan we allemaal.`
`Hij is uit zichzelf gegaan, ik heb niet voor zijn dood hoeven kiezen. `
`Dat is mooi.`
`Dat lijkt me zo moeilijk,` zeg ik.
`Ach, mevrouw je weet het vaak wel, maar willen het niet. Of we daar de hond een plezier mee doen, ik denk het niet.`
Het blijft een tijdje stil dan gaat hij verder:
`Ach, mevrouw, het is belangrijk om positief te blijven, hoe moeilijk dat soms ook is.`
`Positief blijven denken is mooi,` ik knik naar hem.
`Ja, en accepteren dat het leven ook zijn donkere kanten kent, het is net als de bomen die verliezen ook hun bladeren in de herfst maar in de lente…ach mevrouw… hoe prachtig staan ze er dan niet bij.`
`Wat zegt u dat mooi.`
`Ach, mevrouw, het valt soms niet mee, als ik in het Emma kinderziekenhuis kom en zie hoe ernstig ziek de kinderen daar zijn, ach mevrouw, dan zakt de moed me weleens in de schoenen.`
Ik zie hoe zijn ogen vochtig worden.
`Ik wandel maar door, mevrouw, ik moet in beweging blijven anders wordt alles zo stijf.`
`Fijn om u even gesproken te hebben.`
Ik wandel verder het pad af en draai me nog even om. Hij staat nog op dezelfde plek voorovergebogen en aait zijn hond, ik zie zijn lippen bewegen.
`Ach mevrouw, honden geven je zoveel troost.`
Ik hoor het hem zeggen.
Ja, honden geven troost. En korte ontmoetingen, met mensen die letterlijk even willen stilstaan om contact te maken.